PDF Opties

Bijlage I Kaders en uitgangspunten

Algemene kaders en uitgangspunten

  • De ontwikkeling van de loonkosten van de gemeenteambtenaren volgt de cao. Begin 2023 is er een principeakkoord bereikt voor de cao gemeenten. De nieuwe cao loopt van 2 januari 2023 tot en met 1 januari 2024. De verwachting is dat de bekrachtiging van dit akkoord door de afzonderlijke partijen in april 2023 plaatsvindt. In dit principeakkoord stijgen alle loonschalen met € 240 per maand en vervolgens een loonsverhoging van 2%. Verder stijgt de thuiswerkvergoeding van € 2 naar € 3 per dag en is het minimum loon voor iedereen gesteld op € 14 per uur. Daarnaast wordt het bovenwettelijk verlof verhoogd naar 7 dagen en geldt 5 mei vanaf 2024 als een doorbetaalde feestdag.

    De uitwerking van het principeakkoord inclusief de pensioen- en werkgeverspremies valt hoger uit dan was begroot in 2023. De gemiddelde stijging van de loonsom komt uit op 7,23% voor 2023. In de loonkostenbegroting 2023 was rekening gehouden met een stijging van 4% voor cao en werkgeverspremies. Per 1 januari 2023 is het werkgeversdeel van de pensioenpremie verhoogd met 1,56% maar daalt de premie arbeidsongeschiktheid met 0,07% en vervalt de werkgeverspremie voorwaardelijk pensioen van 3%. De ruimte in de begroting komt door de verlaging van de premies van in totaal 1,51% plus de begrote 4% uit op samen 5,51 %. Dit is 1,72% lager dan de uitkomst van het principeakkoord. Het financiële effect van de ophoging van de loonkosten 2023 met 1,72% is meegenomen in deze Voorjaarsnota. Voor de begroting wordt voor de jaren na 2023 vooralsnog een indexatie aangehouden van 3% per jaar voor loonsverhogingen en (pensioen-)premies.

  • De personeelsformatie is gebaseerd op de situatie per 1 april 2023, inclusief besluitvorming Voorjaarsnota 2023. De ambtelijke functies begroten we tegen de functionele schaal met een anciënniteit van trede 10.

  • De domeinen geven per team aan hoe de personeelskosten moeten worden verdeeld over de programma's en beleidsvelden (procentuele verdeling), tenzij er sprake is van tijdschrijven. Een belangrijk onderscheid hierbij is de verdeling tussen overhead- en lijnfuncties. De overheadkosten worden uitgedrukt in een percentage van de loonsom van de lijnafdelingen. Dit percentage wordt gehanteerd bij de toerekening van overheadkosten aan investeringen, grondexploitaties en projecten (anterieure overeenkomsten) en kostendekkende lokale heffingen. Aan producten waar de buitendienst voornamelijk aan werkt (riool, afval) is de overheadopslag 53%. Voor de overige leges is de overheadopslag 66%. Dit percentage wordt herijkt bij de begroting 2024 (volgens de methode van de programmabegroting 2023).

  • Voor de subsidies houden we rekening met een jaarlijkse indexatieverhoging van 2,5%. Indien instellingen zelf een hogere cao-ontwikkeling hebben, volgt er geen aanvullende compensatie. De jaarlijkse indexatieverhoging vindt plaats bij de verleningsbeschikking voor het subsidie.

  • De kosten van derden zijn goederen en diensten die aan de gemeente worden geleverd. Het gaat hier bijvoorbeeld om de kosten van energie, kantoorartikelen, accountantsdiensten, onderhoud aan gebouwen en infrastructuur, schoonmaak en softwarelicenties. In afwijking van de CBS-indexering gaan we uit van een jaarlijkse groei van 1,50%. Hiermee onderstrepen we de blijvende inzet om goedkoper en met een hogere kwaliteit in te kopen. In de budgetten is de groei niet functioneel verwerkt. In het geval van excessieve stijgingen kan met onderbouwing aanspraak worden gemaakt op de collectieve stelpost. In deze Voorjaarsnota is ruim aanspraak gemaakt op deze collectieve stelpost voor de huidige stijgingen van de kosten. Bij de uitwerking van de begroting 2024 zal een herberekening worden gemaakt om de collectieve stelpost weer aan te vullen om de prijs- en loonstijgingen voor de komende jaren mee te dekken.

  • Voor de leges, afvalstoffen- en rioolheffing geldt het criterium van 100% kostendekkendheid. Dit betekent enerzijds dat niet meer mag worden geheven dan de begrote kosten die gedekt worden met de heffing. Het betekent anderzijds dat kostenstijgingen, bijvoorbeeld als gevolg van cao-ontwikkelingen, in deze tarieven worden doorberekend. De hoogte van deze tarieven zijn onder meer afhankelijk van de tijdsbesteding en de kosten van overhead. De opbrengsten worden gebruikt om de kwaliteit van de activiteit te waarborgen en om personeels-, huisvestings- en materiaalkosten te dekken. Van een aantal tarieven wordt het maximaal te heffen bedrag vastgesteld door de Rijksoverheid, zoals de tarieven voor reisdocumenten, het rijbewijs en de tarieven voor aktes uit de registers van de burgerlijke stand.

  • De OZB, RZB en de overige heffingen (precario-, toeristen-, honden-, reclame- en parkeerbelasting en marktgelden) stijgen jaarlijks nominaal met de consumentenprijsindex (CPI) zoals gepubliceerd door het CBS in januari van het jaar voorafgaand aan de begroting. Voor 2024 bedraagt de indexering 7,60% (CPI januari 2023). In de meerjarenraming gaan we voor de jaren na 2024 uit van 1,50%. Dit passen we bij de volgende Voorjaarsnota aan op basis van de CPI van januari 2024. Door areaaluitbreiding (verbouw woningen en niet-woningen) verhogen wij jaarlijks de opbrengst OZB. Bij een algehele waardedaling c.q. waardestijging van de onroerende zaken verhogen dan wel verlagen wij het tarief van OZB, om de begrote opbrengst te realiseren.

  • Als gevolg van ontwikkelingen op de kapitaalmarkt is het renteomslagpercentage van 1% in de Voorjaarsnota niet aangepast. Dit percentage gebruiken we ook als uitgangspunt voor de berekening van de lasten van (toekomstige) investeringen. De renteomslag zal voor de begroting 2024-2027 worden herberekend conform de bepalingen, zoals opgenomen in de Financiële verordening en de notitie rente van de commissie BBV. De verwachting is dat dit percentage zal stijgen.

  • Voor de doorberekening van rente aan Bouwgronden in Exploitatie (BIE's) is de toegestane toe te rekenen rente gebaseerd op de daadwerkelijk te betalen rente over het vreemd vermogen. Hierbij wordt het gewogen gemiddelde rentepercentage van de bestaande leningenportefeuille naar de verhouding vreemd vermogen/totaal vermogen berekend. Om te voorkomen dat de renteparameter jaarlijks fluctueert, kiezen we in de meerjarenprognose voor een stabiel rentepercentage van 1,25%.

  • De afschrijving van de vaste activa vindt lineair plaats. Voor het afschrijven van de vaste activa hanteren we een afschrijvingstermijn conform de financiële verordening. De afschrijvingen starten in het jaar na ingebruikname. Op gronden en terreinen schrijven we niet af. Investeringen beneden € 50.000 nemen we rechtstreeks in de exploitatie op, uitgezonderd de jaarlijkse vervanging van kleinere auto's die samen worden geactiveerd. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

  • Voor verbonden partijen gaan we uit van dezelfde financiële uitgangspunten als voor de eigen begroting. De budgetten worden dus ook geïndexeerd. Het betreft de Veiligheidsregio, de Metropoolregio Amsterdam, de GGD, Werkom, Omgevingsdienst IJmond, het Waterlands Archief en het recreatieschap Twiske-Waterland. De meerjarenbegrotingen van de verbonden partijen hebben we verwerkt zoals aangegeven in de zienswijze die door de raad is vastgesteld. Mogelijke financiële effecten uit de zienswijze(n) worden verwerkt via de begrotingsruimte.

  • Voor de post onvoorzien ramen wij conform de bestendinge gedragslijn een jaarlijks bedrag van € 50.000. Dit budget wordt alleen gebruikt om onvoorziene, onuitstelbare en onontkoombare uitgaven op te vangen. Als wij hier een beroep op moeten doen, dan informeren wij uw raad hierover bij de voor- en najaarsrapportage en/of het jaarverslag.

Samenvatting uitgangspunten 2024-2027

Loonontwikkeling 2023

7,23%

Loonontwikkeling 2024-2027

3,00%

Prijs-/inflatieontwikkeling

1,50%

Prijsindexatie jeugd/Wmo 2023

5,29%

Prijsindexatie jeugd/Wmo 2024-2027

4,00%

Omslagrente

1,00%

Rente voor grondexploitaties 2023-2027

1,25%

Subsidies gesubsidieerde instellingen 2023

6,50%

Subsidies gesubsidieerde instellingen 2024-2027

2.50%

Leges, afvalstoffen- en rioolheffing (100% kostendekkend)

n.t.b.

Gemeentelijke belastingen en overige heffingen 2024 (CBS-CPI januari 2023)

7,60%

Gemeentelijke belastingen en overige heffingen 2025-2027

1,50%